“Mama, de deurbel gaat. Al heel erg lang.”
Ik schrik wakker, het is pikkedonker. Ik kijk op de klok: 04.46.
“De bel gaat al de hele nacht!”
“Dat moet papa zijn”, zeg ik. Ik ren de trappen af en doe de voordeur open. En ja hoor, daar staat mijn man te bellen. Ik heb in de haast geen bril opgezet dus kan zijn gezicht niet zien, maar ik hoor wel zijn stem. Opluchting, pure opluchting.
“Ik ben mijn sleutel kwijtgeraakt en sta al een uur te bellen.” Als hij binnenstapt, lijkt het alsof er een blok ijs binnenkomt. Al die weken was de winter laf en regenachtig, met zelfs een warmste januaridag ooit. Maar net in deze nacht, de nacht dat hij zijn sleutel verloor, ging het vriezen.
‘Ik zet alles wat geluid maakt het liefst uit’
Vijf minuten later ligt hij te slapen. En ben ik natuurlijk klaarwakker want de kou straalt genadeloos mijn kant op. Mijn hoofd blijft vastlopen op de gedachte dat je voor een huis staat, je eigen huis met je lekkere warme bed, warme douche en warme sokken, maar je kan er niet in. Een soort Kafka meets Remi, maar dan op huis-tuin-en-keuken-niveau. Jij belt eindeloos aan en zij blijven je maar negeren. Slapend in hun warme bedje, terwijl jij verkleumd bent en buiten staat. Zielig.
Ineens zie ik mijn eigen rol in het verhaal: hij maar aanbellen, ik maar slapen. Gewoon letterlijk alle alarmbellen negerend. Hoe lang moet een mens bellen voordat ík eens wakker word? Lang, want ik ben kampioen in het negeren van signalen. Sterker nog: ik zet alles wat geluid maakt het liefst uit. Ik haalde de batterijen uit de brandmelder omdat die een piepsignaal gaf omdat de batterijen vervangen moesten worden. Die stoorzender kon er echt niet bij. Ook de stem op de TomTom staat uit; liever fout rijden dan dat gemekker aan mijn hoofd.
Met hetzelfde gemak negeer ik alle signalen van mijn hoofd en lichaam. Dat ik meer moet sporten (ik hoor het niet) – eerder naar bed moet (ik hoor het niet) – een vaste plek moet vinden voor mijn sleutels zodat ik ze niet elke dag hoef te zoeken (ik hoor het niet!). Negeren die signalen.
En dat is natuurlijk ontzettend kinderachtig tienergedrag in een volwassen grotemensenhoofd: ik overschat mezelf en onderschat de risico’s. Het wordt tijd voor een 360 graden-diagnose van mijn eigen zwakke plekken en dus mijn risico’s – zoals Gebke dat in het openingsartikel van deze gezondNU schrijft. Er zijn genoeg signalen die worden uitgezonden, maar je moet ze wel willen horen.
En dan val ik alsnog diep in slaap. En iedereen begrijpt wat er dan gebeurt. Want omdat ik het alarm van de wekker standaard heb uitstaan (weet je hoe vreselijk dat geluid is?), verslaap ik me. En dus rennen we allemaal om half acht in paniek door het huis. Te laat op school, te laat op de redactie en natuurlijk: ‘Waar liggen mijn sleutels?’
Behalve mijn man – hij slaapt door alle alarmbellen heen. Ook voor hem wordt het hoog tijd voor een 360 graden-diagnose! Maar nu … eerst sjezen!
José Leeuwenkamp
hoofdredacteur gezondNU