De pennen kaarsrecht op je bureau, een extra keer controleren of de lampen écht uit zijn en de deur echt op slot en voor de zekerheid rampspoed ‘even afkloppen’ op tafel. Misschien hebben we allemaal wel iets dwangmatigs in ons. Maar waar stopt geordend zijn en waar start een dwangstoornis? gezondNU zocht het voor je uit.
Geschat wordt dat twee tot drie procent van de mensen een dwangstoornis hebben. Maar wellicht ligt dit aantal hoger. De stoornis kan in ernst verschillen en met een lichtere vorm van dwang kan iemand vrij goed functioneren. Maar het tegendeel kan ook. Een dwangstoornis kan iemand compleet laten vastlopen. Want dwangmatig controleren en herstellen maakt de onrust op lange termijn juist erger. Om dat te doorbreken, is behandeling vaak noodzakelijk. Alleen durven mensen daar soms niet aan. Dat heeft alles te maken met schaamte. “Schaamte en angst om de controle op te moeten geven, wat vreselijk moeilijk kan zijn”, stelt Menno Oosterhoff. Oosterhoff is psychiater, kampt zelf al veertig jaar met dwang en schreef er het boek Vals alarm over.
Niet aan denken!
Stel, je bent aan de lijn en denkt: ik moet gewoon niet aan eten denken. NIET aan eten denken! Maar wat gebeurt er? Jawel: de meest verrukkelijke chocoladewafels en roomijsjes schieten door je hoofd. Frustrerend! Natuurlijk is een dwangstoornis niet te vergelijken met diëten, maar feitelijk gebeurt er hetzelfde. Een dwanggedachte begint klein, en hoe meer aandacht je eraan schenkt, hoe groter hij wordt. Oosterhoff heeft er bewust voor gekozen om open te zijn over zijn dwang: “Het combineren van de rol van hulpverlener en lotgenoot kan ingewikkeld zijn, maar ik merk vaak dat het mensen juist steun kan bieden als ze weten dat ikzelf ook dwanggedachten heb.”
Het ontstaan van dwang
Over het ontstaan van een dwangstoornis zijn verschillende theorieën. Oosterhoff omschrijft het als volgt: “Vroeger werd er gedacht dat traumatische gebeurtenissen uit het verleden of ouders die erg hoge eisen aan hun kind stellen de oorzaak was. We weten inmiddels dat graven in je verleden weinig oplevert. Het is wel degelijk belangrijk om psychische problemen die ontstaan zijn in het verleden op te lossen, want deze kunnen dwangklachten wel verergeren. Maar erfelijke gevoeligheid speelt de belangrijkste rol.”
Een dwangstoornis ontstaat meestal voor je twintigste. Dit kan beginnen met vrij onschuldige handelingen zoals controleren of het licht wel echt uit is, maar dat kan uitgroeien tot compleet disfunctioneren. “De hersenen van iemand met een dwangstoornis beleven veel sneller dreiging dan er in werkelijkheid is. Degene met dwang probeert zichzelf gerust te stellen door telkens weer die handelingen uit te voeren. Dat helpt ook, maar helaas is dat tijdelijk. Je versterkt er op den duur de dwang juist mee. Feitelijk is het erg vaak vals alarm, gelijk aan de naam van mijn boek.”
Wat is er te doen aan dwangklachten?
Een behandeling is niet altijd noodzakelijk omdat er verschillende gradaties zijn. Maar omdat een dwangstoornis vaak niet vanzelf overgaat, en eerder erger kan worden, is het belangrijk niet te lang te wachten met hulp zoeken. Er zijn diverse therapieën en soms wordt ook medicatie voorgeschreven. “Psycho-educatie en cognitieve gedragstherapie zijn de meest voorkomende behandelingen. Psycho-educatie richt zich op uitleg over de stoornis, en cognitieve gedragstherapie richt zich op het verhelpen van de klachten.” Soms wordt medicatie voorgeschreven. Dit zijn vaak dezelfde medicijnen die ook worden voorgeschreven bij een depressie.
Wat kun je zelf doen tegen dwang?
Je kunt een dwanghandeling een halt toe roepen door het af te bouwen. ‘Ja, lekker makkelijk!’ hoor ik je denken. Nee, dat is zeker niet makkelijk. Volgens Oosterhoff kun je dit het best langzaam doen: “Stel, je poetst dwangmatig een uur per dag. Dan kun je dit terugdringen in kleine stapjes. Vandaag 55 minuten, morgen 50 minuten.” Het is ook belangrijk om geen dingen uit de weg te gaan. Je moet er juist doorheen gaan. “Als je zaken gaat mijden zul je steeds beperkter kunnen leven. Dus als je de auto pakt omdat je bang bent vies te worden in de trein, pak dan juist de trein.”
Een dwanggedachte verdringen werkt niet. Oosterhoff: “Eigenlijk zou je moeten denken: ‘Ah, daar hebben we die dwang weer’ en je er verder bij neer moeten leggen. Verder zeg ik altijd: go with the flow! Maar daar zijn mensen met een dwangstoornis juist erg slecht in.” Je moet jezelf niet opleggen om niet aan de verontrustende dwanggedachte te denken maar het juist toe laten zonder het serieus te nemen. Dat vermindert de onrust, en minder onrust kan minder dwang betekenen. Denk aan het begin van dit artikel: denk niet aan eten, denk NIET aan eten. En jawel …
Verwijzing naar boek Vals alarm: https://www.bol.com/nl/c/algemeen/menno-oosterhoff/15669895/