Heeft iemand met autisme geen emoties? Kun je ook ‘een beetje’ autisme hebben? En komt autisme door vaccinaties? De aandoening heeft de afgelopen decennia meer en meer aandacht gekregen. Dat roept vragen op en er kunnen vooroordelen over de aandoening ontstaan. Wat is nu waar? We beantwoorden zeven veelgestelde vragen over autisme.
1. Hebben mensen met autisme geen emoties?
Een autist komt vaak analytisch, logisch en vrij emotieloos over. Maar dat betekent niet dat hij of zij helemaal geen emoties heeft. Mensen met autisme hebben moeite om emoties bij anderen te herkennen, waardoor zij niet altijd op andermans blijheid, woede of verdriet reageren. Daarnaast hebben mensen met autisme ook moeite met het verwerken en begrijpen van hun eigen emoties. Ze hebben dus wel emoties, maar ervaren en uiten die anders.
2. Zijn mensen met autisme dom of juist slim?
Mensen met autisme worden soms bestempeld als ‘nerd’: iemand die ontzettend slim is, zeer systematisch en analytisch denkt en wat onhandig is in de sociale omgang. Kenmerken die ook verward kunnen worden met hoogbegaafdheid. En er zijn inderdaad mensen met autisme én hoogbegaafdheid, maar bij mensen met autisme zijn de sociaal-emotionele vaardigheden opvallend zwak tegenover de verstandelijke vermogens. Daarnaast is er grote variatie qua intelligentie bij mensen met autisme. Tegenover hoogbegaafdheid staat dat tussen de veertig en zestig procent van de mensen met autisme een verstandelijke beperking heeft.
3. Bestaat er een stereotype autist?
Zoals ieder mens anders is, is ook ieder mens met autisme anders. De diagnose Autisme Spectrum Stoornis (ASS) is een verzamelbegrip voor veel verschillende kenmerken. De één maakt geen oogcontact en gaat sociale aangelegenheden uit de weg, een ander zoekt wel sociaal contact, maar doet dat op een manier die niet gangbaar is. Wel zullen alle mensen met autisme problemen hebben met sociale communicatie en interactie, en herhalend gedrag vertonen of beperkte interesses hebben. De kenmerken van ASS zijn afhankelijk van de ernst van de aandoening, het ontwikkelingsniveau en de leeftijd. Er bestaat dus geen stereotype voor autisme.
4. PDD-NOS, Asperger en Autisme: wat is het verschil?
Mensen met klassiek autisme en het syndroom van Asperger hebben allebei sociale en communicatieve problemen, maar iemand met het syndroom van Asperger heeft een normale taal- en cognitieve ontwikkeling. PDD-NOS staat voor ‘Pervasive Developmental Disorder – Not Otherwise Specified’, en omvat dezelfde problemen als bij autisme, maar in mindere mate en niet op alle gebieden. Het is een soort ‘restcategorie’.
PDD-NOS en het syndroom van Asperger zijn oude diagnoses. Vanaf 2013 vallen alle vormen van autisme onder het verzamelbegrip ‘autisme-spectrumstoornis’ (ASS). Omdat er binnen de groep van mensen met autisme zoveel variatie was en de oude diagnose niet meer toereikend waren, zijn deze diagnoses opgegaan in één naam.
5. Hoe ga je om met een partner of kind met autisme?
Allereerst is het belangrijk dat de behandeling van iemand met autisme specifiek is afgestemd op diens problemen. Daarnaast helpt begeleiding op school of op het werk, om talenten en sterke kanten verder te ontwikkelen.
Thuis is het goed om de omgeving voor het kind of de partner begrijpelijk en voorspelbaar te houden. Zorg voor duidelijke dagpatronen, dat biedt houvast en zorgt voor vertrouwen. Om sociaal contact te stimuleren is het goed omgangsvormen expliciet uit te leggen. Wanneer je iets wilt veranderen, kondig het ver van tevoren aan en benoem de verschillende tussenstappen.
6. Kun je een autistisch trekje hebben?
Ken je dat? Je legt een probleem aan je vriend, man of zoon uit en hij legt je direct de oplossing voor. Mannen denken vaak analytisch en logisch, ze zijn oplossingsgericht. Is dat autisme? Nee! Het begrijpen van lichaamstaal of aanvoelen van andermans gevoelens is bij mannen vaak veel minder goed ontwikkeld dan bij vrouwen. Ook andere kenmerken van autisme, zoals moeite hebben met verandering of sociaal contact leggen, zijn voor veel mensen herkenbaar. Niet alleen mensen met autisme. Toch vinden de meeste mensen een manier om hiermee om te gaan. Pas wanneer de problemen zo groot worden dat ze je belemmeren in je functioneren, is het tijd om hulp te zoeken.
7. Komt autisme door vaccinatie?
Eind jaren negentig ontstond er ophef over vaccinaties. De voormalig Britse arts Andrew Wakefield schreef dat vaccinaties een rol spelen in het ontstaan van autisme. Maar hij bleek fraude te hebben gepleegd in zijn onderzoek en het wetenschappelijke tijdschrift the Lancet trok het artikel terug. Toch blijft het verhaal de ronde doen. Vooral de BMR-vaccinatie (tegen bof, mazelen en rode hond) die aan kinderen tussen de 3 en 36 maanden gegeven wordt, zou autisme veroorzaken. Er zijn inmiddels verschillende wetenschappelijke onderzoeken geweest die overtuigend aantonen dat er geen verband bestaat tussen vaccinaties en autisme.