Iedereen is soms bang of angstig. Maar één op de vijf Nederlanders krijgt in zijn leven te maken met een angststoornis, zoals een sociale fobie, piekerstoornis of smetvrees. Het kan je flink dwarsbomen. Hoe zet je angst om in rust? En hoe weet je of je angstig bent of stress hebt?
Angst overspoelt je meestal: het gebeurt plotseling en vaak ben je feitelijk bang voor niets. Denk aan een sociale fobie, piekerstoornis of smetvrees. Ben je regelmatig angstig, dan is het goed om te proberen jezelf psychisch, fysiek en emotioneel weerbaarder te maken.
Advies 1: Voorkom een jachtig gevoel
Zowel je lichaam als geest gedijen goed bij rust. Rust maakt het makkelijker om dicht bij jezelf te blijven en je niet te laten leiden door angstgevoelens- of gedachten. Maak je rustgevoel sterker door te zorgen voor een goede emotionele weerbaarheid: beweeg genoeg, slaap voldoende en eet bewust.
Advies 2: Is het stress of angst?
Een kind is misschien bang en angstig, als volwassene hebben we stress. Maar is het wel echt stress? We herkennen angst namelijk niet meer als angst. Je bent ergens bang voor en dat zorgt voor stress. Wees er dus altijd bewust van of je stress hebt of dat het gaat om angstgevoelens.
Advies 3: Herken angstsignalen
Een effectieve aanpak begint met het herkennen van angstsignalen. Eén van de eerste tekenen van angst is een verhoogde spierspanning. Eerst beginnen je handen te kriebelen: je gaat in je handen knijpen, frunniken. Daarna begint de rest van je lichaam mee te doen. Je gaat bijvoorbeeld met je benen wippen of met je ogen knipperen.
Advies 4: Onderscheid de drie angstfasen
De eerste fase is een verhoogde spierspanning. Wanneer de angst verder toeneemt, kom je in de zogenaamt vecht- of vluchtreactie. Dit kan zich uiten in natte handpalmen, een bonzend hart, wit wegtrekken of rillen. Daarna kom je in de derde angstfase, die zich onder meer kenmerkt door maagklachten en een drang tot plassen. In angstfase vier treedt concentratieverlies op en kun je niet meer goed nadenken. Turf dagelijks in welke fase je je bevindt.
Advies 5: Train je waarnemingsvermogen
Met flink zijn, lossen we niets op. De grootste fout die je kunt maken is je angst niet herkennen en niet verzorgen. Daardoor groeit je angst en dat wil je niet. Maar dan moet je deze emotie wel kunnen registreren. Train dus je waarnemingsvermogen: op welke spieren en verschijnselen moet je je focussen?
Advies 6: Verzorg je angst meteen
Als de signalen worden herkend, is het zaak de angst te verzorgen en serieus te nemen. Niet over een week, maar meteen. Las een rustpauze in en schrijf op welke mogelijkheden je hebt om een angst te verlagen. Bijvoorbeeld goed uitademen, iets drinken of een spelletje doen. Heb je vaak last van deze emotie, dan kun je ontspanningsoefeningen aan je leefstijl toevoegen of je verdiepen in cognitieve gedragstherapie.
Conclusie: hoe ga je om met angst?
Door de verschillende fasen van angst te (h)erkennen en beter voor de angst te zorgen verbetert de situatie uiteindelijk. Je mag je best angstig voelen, als je er maar wat mee doet. Vooral erkenning is belangrijk, want dan pas kun je de volgende stap zetten.