Een junglehuis, dat willen we allemaal wel. Alleen is het voor veel mensen al een uitdaging om een cactus in leven te houden. Laat staan een hele plantenfamilie! Maar wist je dat je voor het verzorgen van kamerplanten groene vingers geen vereiste zijn? Wij leren je de fijne kneepjes voor een groener dan groen huis.
1. Ga voor een makkelijke plant
Waarom moeilijk doen, als het ook makkelijk kan? Vul je huis met planten die tegen een stootje kunnen en weinig verzorging nodig hebben. De Drakenbloedboom, Sierpalm, Palmlelie, Vrouwentong, Olifantenpoot, Graslelie en de Krulvaren staan bekend als makkelijke planten. Wees niet te enthousiast in het tuincentrum of de plantenwinkel. Houd liever eerst twee planten met succes in leven en breid daarna je plantenfamilie uit.
2. Koop de juiste bloempot
Planten houden niet van natte voeten. Als het water dat je geeft niet weg kan, gaat de plant rotten. Ai! Kijk daarom bij het kopen van een bloempot altijd of er één of meerdere gaten onderin de pot zitten. Soms zit er een schoteltje bij de bloempot om het water op te vangen, maar je kunt natuurlijk ook schoteltjes bij de kringloopwinkel kopen. En wie een beetje handig is, boort gewoon zelf een gat in de pot. Kies liever voor een iets te grote pot, dan een te kleine. Dan heeft je plant ruimte genoeg om te groeien. Vergeet niet na een tijdje het water wat op het schoteltje ligt, weg te gooien of aan een andere plant te geven.
3. Ontdek de gebruiksaanwijzing van je plant
Met een nieuwe plant is het altijd even zoeken voordat je weet hoeveel water hij nodig heeft en wat de beste plek in huis is om hem neer te zetten. Met een beetje googelen op de plantennaam kom je zo achter de gebruiksaanwijzing van je plant. En voor de rest: experimenteer en leer! Geef de plant pas water als de grond droog is en pas je aan op het seizoen. Planten hebben meer water nodig in de zomer en lente dan in de herfst en winter. Als je ziet dat een plant niet lekker in zijn vel zit, een blad gaat bijvoorbeeld hangen of wordt geel, is het slim om de plant op een andere plek te zetten en/of minder of meer water te geven. Kijk na twee weken of het beter met de plant gaat en experimenteer net zo lang tot de plant zich kiplekker voelt.
4. Verpot de plant
Planten die niet meer lijken te groeien of bijna uit hun pot barsten omdat ze juist groeien als kool, moeten verpot worden. Dat je plant een nieuw huis nodig heeft, kun je ook hieraan herkennen:
- De plant krijgt langzaam nieuwe bladeren, deze bladeren zijn erg klein in vergelijking met de andere bladeren.
- De wortels van de plant groeien uit het gat onderin de pot of zitten zo strak om de plant, dat je alleen wortels ziet en geen aarde als je de plant uit de pot haalt.
- Als je water geeft, loopt het water niet snel door of juist meteen.
- De grond is wit of groen uitgeslagen.
Verpotten doe je als volgt: kies een pot die ongeveer een maat groter is. Haal voorzichtig de oude grond tussen de wortels weg, bedek de nieuwe pot met een laagje potgrond en zet de plant in het midden van de pot. Vul de pot met aarde tot de wortels helemaal bedekt zijn. Druk de plant aan en laat hem verder groeien! De meeste planten moeten ieder jaar verpot worden. Als je erg gehecht bent aan de pot waarin de plant zit, kun je ook een beetje pokon toevoegen aan het water. De plant heeft dan weer nieuwe voedingsstoffen en hoef je niet te verpotten.
5. Kijk of je de plant kunt stekken
Je plant steken is geen must, maar wel ontzettend leuk. Door te stekken haal je een stukje van de plant af, waarna je met behulp van water en grond er wortels aan kunt laten groeien. Zo heb je straks niet één lievelingsplant, maar wel vijf! Een makkelijke plant om mee te beginnen, is de pannenkoekenplant. Een echte doorgeefplant, omdat hij zo’n vijftien tot twintig baby’s per jaar krijgt. Deze kleine plantjes groeien aan de zijkant van de grote plant en kun je er voorzichtig uitgraven. Zorg dat dit plantje zoveel mogelijk wortels heeft en plant hem dan over in een klein potje. Je kunt ook een uitloper onderaan de plant afsnijden. Die herken je aan de kleine blaadjes die er al aan groeien. Snijd de uitloper af met een scherp mes en hang hem in een glas water. Zodra er wortels aan groeien, kun je hem in een potje met aarde zetten.
6. Kies een vaste plantendag
Gertrude van der Linden, plantenliefhebber en illustrator en schrijver van het boek ‘My Green House’, zweert bij een vaste plantendag. Een dag waarop je kijkt hoe het met je planten gaat: hoe ze groeien, bloeien en wat ze nodig hebben. Heel handig, want zo ben je iedere week structureel met je planten bezig en is de kans klein dat je ze vergeet.