In je tas, auto of badkamer: desinfecterende handgels slingeren overal rond. Erg handig, want je krijgt snel schone handen. Maar weet je ook of je hiermee een virus, bacterie of schimmel tegengaat? Neem deze drie feiten door, voordat je de volgende klodder op je handen smeert.
Allereerst: wist jij dat je 24 uur per dag ontzettend veel virussen, bacteriën en schimmels bij je draagt? Zelfs als je kiplekker in je vel zit. Microbioloog Ferry Hagen van het onderzoeksinstituut Westerdijk Fungal Biodiversity Institute in Utrecht licht toe: “Ieder persoon heeft zijn eigen huidflora aan virussen, bacteriën en schimmels op én in zich. De huidflora is een soort eerste afweersysteem, want er kan geen nieuwe bacterie of schimmel op een plek gaan zitten waar er al een zit.” Voorkomen we hierdoor dan de slechte soorten? “Nee, want die zitten overal. Wordt de huidflora bijvoorbeeld verstoord door het gebruik van een antibacterieel middel, dan kan het zijn dat een ziekteverwekkende schimmel of bacterie de ruimte krijgt om te groeien. Een goede hygiëne verlaagt de kans hierop.”
Feit 1: Een virus is een simpele infectie
Onthoud de volgorde virus, bacterie en schimmel goed. De complexiteit neemt namelijk in deze volgorde toe. Hagen: “Een simpele virusinfectie als griep uit zich al binnen enkele dagen nadat je via lucht, voedsel of aanraking in contact komt met lichaamscellen van andere mensen of dieren. Een virus bestaat uit stukjes onzichtbaar erfelijk materiaal (DNA), dat zich alleen met behulp van lichaamscellen vermenigvuldigt en verspreidt.”
Hoe zit dat met een bacterie en schimmel? “Allereerst zijn dit geen stukjes DNA verpakt in een eiwit, maar cellen. Een bacterie is al complex: het heeft geen lichaamscellen nodig om zich snel te vermenigvuldigen, maar doet dit zelf. Het bijzondere is dat een bacterie in staat is te communiceren met soortgenoten.” Een voorbeeld: een bacterie die bestand is tegen een antibacterieel middel (dit heet resistentie), kan een specifiek stukje DNA doorgeven aan een andere bacterie, zodat deze ook tegen het middel kan. Een schimmel is nóg complexer, want die kan zich goed aanpassen aan extreme omstandigheden zoals droogte en hitte. “Het is in staat zich snel voort te planten met ontelbare nakomelingen als gevolg.”
Feit 2: Je kunt niet alles zelf behandelen
Niet alle virussen, bacteriën en schimmels zijn eenvoudig te genezen met een middel of medicijn. Een virus, bijvoorbeeld, kent over het algemeen geen geneesmiddel. Het enige wat daarbij helpt is een goede weerstand. “Uitzonderingen zijn uitingen van virusinfecties zoals een koortslip en wratten, want daarvoor zijn wel speciale middelen. Bij bacteriële infecties schrijft de huisarts vaak antibioticum voor, maar je pakt jeugdpuistjes bijvoorbeeld ook aan met andere geneesmiddelen.” En heb je ooit van antimycotica gehoord? Dit middel geneest veel schimmelinfecties, al vallen hier ook weer veel soorten buiten. “Mijn advies is om even een bezoekje te brengen aan de huisarts als je denkt dat je een infectie hebt.”
Feit 3: Virussen, bacteriën en schimmels zijn niet altijd gevaarlijk
Sommige virussen, bacteriën en schimmels zijn heel nuttig: we kunnen niet zonder ze leven. Er zijn naar schatting zo’n anderhalf miljoen soorten schimmels en slechts tientallen daarvan veroorzaken infecties bij de mens. “Dit is het geval als er een andere ziekte in het spel is. In het dagelijks leven hebben wij veel voordeel van schimmels, want we gebruiken ze bij het maken van brood, bier, wijn en kazen. Op industriële schaal worden schimmels ingezet om voedingsstoffen te maken. Bovendien gebruiken we schimmels om efficiënter biobrandstof te maken uit groenafval.”