Ondenkbaar was het tien, twintig jaar geleden dat er gemberthee in het ziekenhuis geserveerd zou worden tegen misselijkheid. Kinderarts Ines von Rosenstiel opende de ziekenhuiswereld voor complementaire geneeskunde. Maar wat zijn complementaire geneeswijzen? Wat is het verschil met regulier en alternatief? En wat is dan intergrative medicine?
Vraag 1: Wat is het verschil tussen complementaire geneeskunde en alternatieve?
Kinderarts Ines von Rosenstiel: “Als je voor alternatief gaat, wijs je reguliere geneeskunde af. Complementaire geneeskunde betekent: aanvullend. Het is ‘en, en’, niet ‘of, of’. Als je complementair werkt, heb je meer gereedschap in handen om samen met de patiënt de beste weg naar beterschap te vinden. Schrijf ik dan zomaar allerlei behandelingen voor? Nee, zeker niet. Alles wat ik adviseer, moet aan dezelfde eisen voldoen als nieuwe reguliere therapieën, operaties en medicijnen. Daarbij staan steeds weer de vragen centraal: is het veilig en is het bewezen werkzaam? Is het antwoord op beide vragen ‘nee’, dan is het gebruik sterk af te raden. Maar er zijn, ook in de reguliere geneeskunde, veel schemergebieden. Is een therapie wel veilig, maar nog niet voldoende bewezen werkzaam én de patiënt wil het wel graag proberen, dan kun je het als arts ‘tolereren’. Dat wil zeggen dat je het gaat proberen en dat je samen evalueert of de aanpak succes heeft.”
Vraag 2: Zijn er veel geneeswijzen die aan deze strenge toetsing voldoen?
“In de complementaire geneeskunde zijn in totaal 125 geneeswijzen, daarvan zijn er maximaal tien die aan de wetenschappelijke bewijsvoering voldoen en die daarmee onder de Engelse term ‘intergrative medicine’ mogen vallen. Dat is dus iets anders dan complementair of alternatief. Intergrative medicine houdt in dat we gebruikmaken van alle mogelijke geschikte therapieën en leefstijladviezen, mits wetenschappelijk bewezen. Daarnaast moeten ze bijdragen aan het verbeteren van de optimale gezondheid. Kenmerkend is ook dat jij als mens centraal staat binnen de intergrative medicine. We kijken naar de mens in zijn geheel – lichaam en geest – én in relatie tot zijn omgeving.”
Vraag 3: Is er dan nog wel een groot verschil met regulier?
“Toch wel. Neem kanker. Als je die ziekte ziet als onkruid, dan werken reguliere behandelingen zoals operaties, chemo en bestraling als onkruidverdelgers. Daarmee bestrijd je het onkruid van buitenaf. Maar er is nog een andere manier om onkruid te bestrijden: door de bodem aan te pakken. Dit is vooral het domein van de complementaire geneeskunde, die veel meer antwoord op de vraag geeft: wat kun je zelf doen om je eigen afweersysteem te versterken? Je kunt dan naar voeding kijken, supplementen, iets uit de kruidengeneeskunde, ontspanning, beweging, ademhaling, noem maar op. Stel, je hebt een kind met astma, dan kun je wellicht niet om een ‘puffer’ heen, maar gelijktijdig kunnen sport en ademhalingsoefeningen mogelijk de conditie van het kind verbeteren, waardoor hij waarschijnlijk minder hinder van zijn astma heeft.”
Vraag 4: Snap jij dat reguliere artsen zo kritisch zijn?
“Ja. Met name kanker is a money making business en er wordt veel geld verdiend met onzin over de ruggen van zieke mensen. Zo is er voor duizenden euro’s een magneet verkrijgbaar die zogenaamd kankercellen uit je lichaam kan trekken. Nou, dat kan gewoon niet. Daarom is het juist zo belangrijk dat je als arts alle behandelopties tegen dat raamwerk aanhoudt: is het wetenschappelijk bewezen werkzaam en veilig bevonden?”
Vraag 5: Wanneer is intergrative medicine volgens jou echt ingeburgerd?
“Het zou natuurlijk fantastisch zijn als er een hoogleraar voor intergrative medicine komt. Maar mijn droom is dat intergrative medicine een onmiskenbaar en vanzelfsprekend onderdeel wordt binnen de hele gezondheidszorg. Niet alleen in de zorg voor patiënten, maar ook in het onderwijs van alle mogelijke behandelaars, in het wetenschappelijk onderzoek, in het overheidsbeleid en bij verzekeraars.”